Home Wetenschap Onderzoeksgebieden Infectieziektes Riftvalleikoorts

Riftvalleikoorts

In de jaren dertig van de vorige eeuw werd in de Grote Riftvallei in Kenia een virus ontdekt. De riftvalleikoorts die door dit virus ontstaat, kan dodelijk zijn voor landbouwhuisdieren als runderen en schapen. Nederland heeft veel landbouwhuisdieren. Als het riftvalleivirus in ons land terechtkomt, zal dat zeer grote gevolgen hebben voor onze landbouwsector.

Hoe kan dat riftvalleivirus Nederland bereiken?
Muggen dragen het riftvalleivirus over. En niet alleen (sub)tropische muggen, maar ook Europese steekmuggen. In de loop der jaren verspreidde het virus zich over Afrika en de vrees bestaat dat het op een zeker moment ook Europa bereikt. De Nederlandse overheid speelt hierop in door onderzoek naar een vaccin te financieren.

rift

Riftvalleikoorts
In pasgeboren lammeren is het overlijdenspercentage na infectie vrijwel 100%. Het neemt af met leeftijd, van de volwassen schapen gaat nog altijd zo’n 20% dood. Daarnaast veroorzaakt het virus in drachtige schapen massaal abortus.

Ook mensen kunnen geïnfecteerd raken; via de beet van een geïnfecteerde mug of door contact met bloed van geïnfecteerde dieren. Mensen kunnen tijdelijk of permanent blind worden. Andere symptomen zijn inwendige bloedingen en uitvallende organen. Ongeveer een op de honderd mensen overlijdt aan het virus.

Vaccins
De meest efficiënte manier om een infectieziekte te voorkomen, is met een vaccin. Voor landbouwhuisdieren bestaan verschillende riftvalleivirus-vaccins, maar die gaan gepaard met een aantal nadelen. Ze zijn of niet voldoende werkzaam of niet veilig. Bovendien maakt vaccinatie van de veestapel het onmogelijk het echte virus te detecteren. Laboratoriumtests kunnen namelijk geen onderscheid maken tussen vaccin en echte infectie. Daarom investeert de Nederlandse overheid in een beter vaccin.

Onderzoek BPRC
BPRC werkt hieraan mee. Om experimentele riftvalleivirus-vaccins te kunnen testen, hebben we een riftvalleivirus-infectiemodel opgezet in penseelapen. Apen krijgen een heel kleine hoeveelheid virus onder de huid gespoten; vergelijkbaar met een muggenbeet. De dagen na infectie nemen we een klein beetje bloed af. Dat bloed testen we op de aanwezigheid van riftvalleivirus. Aan het einde van de studie onderzoeken we de verschillende organen op aanwezigheid van het virus.

Het infectiemodel gebruiken we om experimentele vaccins te onderzoeken. Dit doen we door het verloop van de infectie te vergelijken tussen gevaccineerde en ongevaccineerde dieren. Want iedere studie valt of staat met de juiste controles.

Een goed werkend experimenteel vaccin stimuleert het afweersysteem waardoor de virus infectie geremd wordt. Daarom vergelijken we het verloop van de infectie tussen gevaccineerde en niet gevaccineerde controledieren. Dit doen we onder andere door de hoeveelheid virus in het bloed en de organen te meten. Wanneer we meetbaar minder  virus terugvinden in de gevaccineerde apen dan in de controle dieren dan is dit een belangrijke aanwijzing dat het vaccin zijn werk doet en of het nuttig is om het vaccin verder te ontwikkelen voor gebruik in mensen.

Zoektocht naar alternatieven voor dierproeven
Iedereen die in Europa met proefdieren werkt moet aangeven waarom het onderzoek niet op een andere manier uitgevoerd kan worden. Kan het niet proefdiervrij? Met minder dieren? En welke technieken zijn beschikbaar om het ongerief van de dieren zo klein mogelijk te houden?

Vervanging
Om een experimenteel vaccin te testen, is een goed werkend afweersysteem nodig. Een vaccin moet een immunologisch geheugen activeren. Voor het riftvalleivirus is nog niet bekend hoe immunologisch geheugen wordt gevormd en welke mechanismen van het afweersysteem hiervoor precies verantwoordelijk zijn. Daarom is er nog geen vervangende techniek om de complexe interactie tussen een riftvalleivirus-vaccin en het afweersysteem te onderzoeken.

Vermindering
We streven ernaar zo weinig mogelijk dieren in te zetten, maar nieuwe vaccins en medicijnen zijn hard nodig. Steeds meer vooronderzoek vindt plaats met proefdiervrije methoden. Maar uiteindelijk moet het vaccin of medicijn getest worden in een proefdier met een goed werkend afweersysteem, dat wel bevattelijk is voor het virus.

Verfijning
Het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid definieert verfijning van dierproeven als volgt; verfijning van dierproeven is erop gericht het ongerief voor proefdieren te verminderen en/of hun welzijn zo optimaal mogelijk te maken.

Goede leefomstandigheden is een belangrijk onderdeel van ons proefdierbeleid. Bij BPRC zitten dieren nooit alleen, maar ze zijn sociaal gehuisvest en er is een intensief programma voor kooiverrijking. Ook trainen we de dieren, zodat experimenten zo min mogelijk stress voor hen opleveren.