Van aanvraag naar dierproef
Een dierproef mag alleen als er geen alternatieve methodes zijn. Aan de daadwerkelijke uitvoering van een dierproef gaat een lange weg vooraf. Het onderzoek moet zo zijn opgezet dat we zoveel mogelijk informatie verzamelen met zo min mogelijk ongerief voor de dieren. Verschillende instanties controleren of het verwachte ongerief opweegt tegen het wetenschappelijke belang. Hoe dit proces gaat leest u hier.
Definities & Afkortingen
Streeft op instituutniveau naar optimaal welzijn van onze proefdieren. De leden van de IvD-BPRC zijn afkomstig uit verschillende afdelingen binnen het BPRC.
De DEC-BPRC bestaat uit deskundigen op het gebied van dierproeven, alternatieven voor dierproeven, dierenbescherming en -welzijn en toegepaste (bio-)ethiek. Om onafhankelijkheid te borgen, is de voorzitter van de DEC-BPRC géén BPRC werknemer, en is de meerderheid van de leden extern. Gezien onderzoeksvoorstellen die met primaten te maken hebben voor beoordeling specifieke expertise vereisen, wordt de DEC-BPRC voor het toetsingsproces vaak geraadpleegd door de CCD (zie hieronder). Maar de CCD kan er uiteraard ook voor kiezen om een andere DEC om advies te vragen.
Is een landelijk orgaan dat een "projectvergunning" afgeeft aan de vergunninghouder.
Is een landelijk orgaan dat toezicht houdt op dierenwelzijn en de uitvoering van dierproeven.


Projectvergunningen
De Dierexperimentencommissie (DEC) heeft als taak een ethische afweging te maken tussen de gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van het proefdier en het wetenschappelijk en maatschappelijk belang van de voorgestelde dierproef.
Een belangrijk onderdeel van die ethische afweging is de taak om het voorstel om proefdieren in te zetten nauwgezet te toetsen op de mogelijkheid van het gebruik van alternatieve methoden. Als de beoogde antwoorden ook zijn te verkrijgen:
- zonder inzet van proefdieren (vervanging),
- met de inzet van minder proefdieren (vermindering),
- met minder ongerief (verfijning),
dan zal de DEC negatief adviseren en wordt de projectvergunning niet verleend.
Op 18 december 2014 is de gewijzigde Wet op de Dierproeven (WoD) in werking getreden. Hierdoor zijn de procedures voor het verkrijgen van toestemming voor het uitvoeren van een dierproef sterk gewijzigd. Er zijn toen instellingen opgericht, namelijk de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) op landelijk niveau, en de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) op instituutsniveau.

Belangrijke schakel
De IvD is een belangrijke schakel tussen de CCD en de onderzoeker.
De missie van de IvD-BPRC is om in alle opzichten te streven naar een optimaal welzijn van onze proefdieren. Op basis van de principes van de 3V’s (Vervanging, Vermindering en Verfijning), de intrinsieke waarde van de dieren en de actuele wettelijke bepalingen. Verder bewaakt de IvD-BPRC de correcte, praktische uitvoering van de dierexperimenten op de werkvloer.
De aantallen projectvergunningaanvragen en werkprotocollen zijn hier te vinden.
