background

Van aanvraag naar dierproef

Een dierproef mag alleen als er geen alternatieve methodes zijn. Aan de daadwerkelijke uitvoering van een dierproef gaat een lange weg vooraf.

Het onderzoek moet zo zijn opgezet dat het ongerief voor het dier zo laag mogelijk blijft. Verschillende instanties controleren of het verwachte ongerief opweegt tegen het wetenschappelijke belang. Hoe dit proces gaat leest u hier.

Klik op een tab voor meer informatie
  • Definities & afkortingen

    Definities & Afkortingen

    IvD: Instantie voor Dierenwelzijn

    Streeft op instituutniveau naar optimaal welzijn van onze proefdieren. De leden van de IvD-BPRC zijn onze koloniemanager, twee wetenschappers, een dierenarts en een biotechnicus.

    DEC: Dierexperimentencommissie

    De DEC-BPRC bestaat uit deskundigen op het gebied van dierproeven, alternatieven voor dierproeven, dierenbescherming en -welzijn en toegepaste (bio-)ethiek, alsmede uit niet-deskundigen die uit verschillende geledingen van de samenleving afkomstig zijn. Om onafhankelijkheid te borgen, is de voorzitter van de DEC-BPRC géén BPRC werknemer, en is de meerderheid van de leden extern. Gezien onderzoeksvoorstellen die met primaten te maken hebben voor beoordeling specifieke expertise vereisen, wordt de DEC-BPRC voor het toetsingsproces vaak geraadpleegd door de CCD (zie hieronder). Maar de CCD kan er uiteraard ook voor kiezen om een andere DEC om advies te vragen.

    CCD: Centrale Commissie Dierproeven

    Is een landelijk orgaan dat een "projectvergunning" afgeeft aan de vergunninghouder.

    NVWA: Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

    Is een landelijk orgaan dat toezicht houdt op dierenwelzijn en de uitvoering van dierproeven.

  • Proces

    Proces

    Gebruik in de illustratie de pijlen of swipe voor de volgende stap.

    • background
    • background
    • background
    • background
    • background
    • background
    • background
    • background
    1. Aanvraag voorleggen aan de IvD ter beoordeling op helderheid en technische uitvoerbaarheid.
    2. Na verwerking van de feedback dient de instellingsvergunningshouder de aanvraag in bij de CCD .
    3. CCD kiest een DEC en legt de aanvraag daar voor ter advies. In 2019 heeft de CCD alle door het BPRC ingediende aanvragen voorgelegd aan de DEC-BPRC.
    4. De IvD geeft eventueel advies aan de DEC.
    5. DEC brengt advies uit aan de CCD.
    6. CCD besluit over het afgeven van een “projectvergunning”.
    7. Nadat de vergunning is verleend (AVD-nummer) is het mogelijk aanvragen voor afzonderlijke dierproeven (“werkprotocollen”: CCD-nummer) in te dienen bij de IvD.
    8. Na toetsing door de IvD of de voorgestelde studie voldoet aan de door de CCD verleende vergunning, kan de aanvrager overgaan tot uitvoering van het experiment. De NVWA houdt toezicht op de uitvoering van de dierproef.
  • Projectvergunningen

    Projectvergunningen

    Dierexperimentencommissie (DEC) en Instantie voor Dierenwelzijn (IvD)

    De Dierexperimentencommissie (DEC) heeft als taak een ethische afweging te maken tussen de gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van het proefdier en het wetenschappelijk en maatschappelijk belang van de voorgestelde dierproef.

    Een belangrijk onderdeel van die ethische afweging is de taak om het voorstel om proefdieren in te zetten nauwgezet te toetsen op de mogelijkheid van het gebruik van alternatieve methoden. Als de beoogde antwoorden ook zonder inzet van proefdieren (vervanging), of met de inzet van minder proefdieren (vermindering), of met een andere proefopzet, waarbij de proefdieren minder ongerief ondervinden (verfijning), zijn te verkrijgen, dan zal de DEC negatief adviseren en vindt de voorgenomen dierproef niet plaats.

    Op 18 december 2014 is de gewijzigde Wet op de Dierproeven (WoD) in werking getreden. Hierdoor zijn de procedures voor het verkrijgen van toestemming voor het uitvoeren van een dierproef sterk gewijzigd. Er zijn nieuwe instellingen opgericht, namelijk de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) op landelijk niveau, en de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) op instituutsniveau.

    De IvD is een belangrijke schakel tussen de CCD en de onderzoeker. De IvD van BPRC bestaat nu uit: de beheerder van de fokkolonie (gedragsexpert), twee wetenschappers, een dierenarts en een biotechnicus, allen werkzaam bij BPRC. Verder zijn betrokken als adviseurs: een dierenarts met kennis van proefdiergeneeskunde, ook werkzaam bij BPRC, en een externe proefdierdeskundige.

    De missie van de IvD-BPRC is om in alle opzichten te streven naar een optimaal welzijn van onze proefdieren. Op basis van de principes van de 3V’s (Vervanging, Vermindering en Verfijning), de intrinsieke waarde van de dieren en de actuele wettelijke bepalingen. Verder bewaakt de IvD-BPRC de correcte, praktische uitvoering van de dierexperimenten op de werkvloer.

    De WoD schrijft voor dat een experiment waarbij proefdieren ingezet worden pas mag worden uitgevoerd wanneer de CCD hiervoor een “projectvergunning” aan de vergunninghouder heeft afgegeven. De procedure is hier weergegeven.

    De aantallen projectvergunningaanvragen en werkprotocollen zijn te vinden in ons Proefdierkundig Jaarverslag, onder het kopje Projectvergunningen.

Meer weten over waar we ons aan houden?

BPRC handelt volgens de Nederlandse Wet op dierproeven (Wod). Lees verder op de pagina Wetgeving en ethiek.

Eerdere vergunningen

Op Vergunningen voor dierstudies is te zien welke vergunningen er aan ons zijn afgegeven.

 

TO TOP ^ << HOME