Apen met een maatje meer

02 Jul 2019 | Terug naar Nieuws, publicaties en jaarverslagen
Dutch

Apen zijn net mensen, ook als het gaat om gewicht. De ene is te dik, de ander blijft slank. Hoe zit dat bij apen? En wat kunnen wij bij BPRC eraan doen om overgewicht in de kolonie te verminderen? Op die vragen proberen wij nu antwoord te krijgen tijdens een onderzoek naar overgewicht bij de makaken binnen BPRC.

Dit onderzoek is nodig, omdat overgewicht – waarbij het lichaam te veel overtollig vet opslaat – gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Denk aan een hogere kans op diabetes en op hart- en vaatziekten. Op dit moment doen wij onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van onder- en overgewicht bij makaken. Met als grote doel het overgewicht uiteindelijk te verminderen en daarmee het dierenwelzijn te verbeteren. Maar hoe meten wij of een aap met onder- of overgewicht kampt?

Geen BMI, maar WHI

Voor het meten van onder- en overgewicht kennen wij mensen allemaal de Body Mass Index (gewicht/lengte2; BMI). Voor makaken blijkt deze manier van meten minder geschikt, omdat de BMI bij deze apensoorten samenhangt met lengte. Beter is de zogeheten Weight-for-Height index (gewicht/lengtep; WHI), die goed samenhangt met overgewicht-maten, zoals buikomtrek en huidplooidikte. Voor de resusapen kwamen we daarbij uit op WHI3.0 (gewicht/lengte3.0) en voor de Java-apen op WHI2.7 (gewicht/lengte2.7).

Zoals in het wild

De volgende belangrijke vraag is: wanneer is nu precies sprake van onder- of overgewicht? De wetenschappelijke literatuur stelt dat een resusaap overgewicht heeft bij een vetpercentage van meer dan 18 à 23%. Dit lijkt ook toepasbaar op de groepslevende makaken bij BPRC. Van ondergewicht is sprake bij minder dan 8 à 9% lichaamsvet; in dat geval zou een groot deel van de makaken bij BPRC kampen met ondergewicht terwijl deze ‘dunne’ makaken gewoon kinderen krijgen en er uit zien als makaken in het wild. Máár, deze grens voor ondergewicht is gebaseerd op studies met individueel gehuisveste dieren, die leven in kleine kooien en dus weinig kunnen bewegen.

Bij BPRC leven de apen met soortgenoten in ruime verblijven met veel ‘verrijking’, bijvoorbeeld om te spelen en te bewegen. Deze manier van huisvesten - die de kans op overgewicht vermindert - lijkt veel meer op de manier van leven in het wild, waar apen gemiddeld slechts 2% lichaamsvet hebben. Gaan we uit van dit vetpercentage, dan is slechts bij een klein aantal dieren sprake van ondergewicht.

Meerderheid bij BPRC op gezond gewicht

Op basis van ons eigen onderzoek naar onder- en overgewicht, kunnen we concluderen dat de meerderheid van de makaken in onze kolonie een gezond gewicht heeft. Van onze volwassen dieren heeft 17-23% overgewicht, en ondergewicht komt maar zelden voor (0-3%). Lees hier het volledige (open access) artikel.