Dit jaar is de Nobelprijs voor geneeskunde toegekend aan Harvey Alter, Michael Houghton en Charles Rice. Daarmee is de Nobelprijs ook een beetje voor alle proefdieren die dit onderzoek mogelijk gemaakt hebben. En wanneer we het over proefdieren hebben, dan hebben we het in dit geval over chimpansees.
Biomedisch onderzoek met chimpansees is in Europa niet langer meer toegestaan. Dat neemt niet weg dat chimpansees een cruciale rol speelden in het onderzoek naar het hepatitis C-virus. Zo liet Harvey Alter in 1978 zien dat een bloedtransfusie met bloed van patiënten de ziekte kon overdragen op chimpansees. Michael Houghton isoleerde het virus in 1989 uit een chimpansee en legde de genetische samenstelling van het virus bloot. Charles Rice liet in een chimpansee zien dat blootstelling aan het virus genoeg was om leverziekte te ontwikkelen.
Sluipmoordenaar
Ondanks dat er naar schatting ongeveer 70 miljoen mensen besmet zijn met hepatitis C-virus, is het misschien wel het moeilijkste virus om te onderzoeken. Je kunt het niet buiten het lichaam in een reageerbuis kweken en alleen mensen en chimpansees zijn bevattelijk voor het virus. Het hepatitis C-virus is een sluipmoordenaar. Bij ongeveer 1 op de 5 is het afweersysteem in staat om het virus op de juiste manier aan te vallen en op te ruimen. Bij de overige patiënten blijft het virus chronisch aanwezig. In dat geval duurt het vaak jaren voordat ze met medische klachten naar een arts gaan. Maar dan is het leed vaak al geschied. Het virus verandert de lever in een functieloze bonk littekenweefsel (levercirrose), of veroorzaakt leverkanker.
Chimpansees
Chimpansees lijken iets anders met het virus om te gaan dan wij mensen. Van alle chimpansees die in het verleden zijn ingezet is er niet een in de literatuur beschreven met leverkanker of cirrose. Dat wil niet zeggen dat gegevens uit chimpansees niet bruikbaar zijn. Sterker nog, mede dankzij dit verschil weten we nu dat de ziekte slechts deels veroorzaakt wordt door het virus en deels door het afweersysteem.
Waarom verdwijnt het virus bij de ene patiënt, maar niet in de andere?
Deze vraag is moeilijk te beantwoorden in mensen omdat mensen in eerste instantie helemaal geen klinische klachten hebben en dus niet weten wanneer ze precies geïnfecteerd zijn geraakt. Studies in chimpansees lieten zien dat het een fijngevoelig samenspel is tussen genen van het virus (hiervan zijn duizenden verschillende varianten beschreven) en de gastheer (ieder mens heeft een unieke set genen, en de genen die hierbij betrokken zijn laten bijna oneindige variatie zien).
Vaccin
Helaas is het onderzoekers nooit gelukt om een vaccin te ontwikkelen tegen hepatitis C virus. Ieder vaccinonderzoek begint in kweekschaaltjes maar dit virus was niet te kweken. Sterker nog, in zijn natuurlijke vorm is het nog steeds niet te kweken. Om deze hindernis te overwinnen moesten eerst kweeksystemen komen voor een soort hepatitis C-achtige surrogaat virussen.
Maatwerkmedicijnen
Het goede nieuws is dat er sinds 2011 medicijnen bestaan. De zogenaamde ”Direct Acting Antivirals” zijn specifieke antivirale middelen die voorkomen dat het hepatitis C-virus vermenigvuldigt in de patiënt. De nieuwe medicijnen voorkomen hiermee niet alleen dat de patiënt het virus door kan geven maar geeft zelfs de lever kans op herstel.
Mede dankzij chimpansees ligt de huidige uitdaging niet meer op het genezen van hepatitis C maar om de onbewust geïnfecteerde patiënt te vinden. Daarom is deze Nobelprijs ook een beetje voor hen.