Tuberculose tijdig diagnosticeren en het ziekteverloop voorspellen, is nog altijd een grote uitdaging. In de zoektocht naar alternatieve testen heeft de tuberculose-onderzoeksgroep van BPRC een interessante ontdekking gedaan met oog op een nieuwe potentiële ‘biomarker’ voor tuberculose (TB).
Een ‘biomarker’ is een meetbare biologische waarde die iets zegt over de aanwezigheid of ernst van een aandoening, in dit geval tuberculose. Deze nieuwe diagnostische marker is eerder in de mens ontdekt, maar het verband tussen deze marker en de ernst van TB is recent verder onderzocht in aapmodellen.
Waarom is een alternatieve testmethode nodig?
Methodes om tuberculose-infectie goed te diagnosticeren, laten nog te wensen over. TB wordt vaak pas aangetoond als de patiënt al symptomen heeft ontwikkeld. Dan kan de bacterie (Mycobacterium tuberculosis) die TB veroorzaakt aangetoond worden in opgehoest slijm en speeksel. De testen die nu in omloop zijn, hebben stuk voor stuk een aantal fikse nadelen. De meest gebruikte test probeert via microscopie de tb-bacterie aan te tonen. Een methode die leidt tot veel vals-negatieve uitslagen, waardoor patiënten ten onrechte vrij worden verklaard van tuberculose. Er is wel een gevoeligere test beschikbaar, maar die is duur. Vandaar de zoektocht naar betere testmethodes. Het direct aantonen van de bacterie is één manier om TB aan het licht te brengen. De andere is gebruikmaken van een ‘biomarker’.
Waarom de focus op een nieuwe biomarker?
Een ‘biomarker’ diagnosticeert TB op een indirecte manier door (in, bijvoorbeeld, bloed of urine) de verandering in een biologische waarde te meten. Een mogelijke nieuwe biomarker van TB is C1q, een eiwit dat van nature aanwezig is in bloed. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat dit eiwit verhoogd aanwezig is bij patiënten met TB.
Wat heeft BPRC onderzocht?
In samenwerking met de wetenschappers van dat eerdere onderzoek hebben onze TB-onderzoekers uitgezocht of dit eiwit ook verhoogd aanwezig is in apen met TB. Het voordeel van werken met aapmodellen is dat precies bekend is wanneer de TB-infectie plaatsvindt en hoe de ziekte zich daarna ontwikkelt.
En wat hebben de onderzoekers ontdekt?
Dat ook in apen met TB de hoeveelheid C1q omhoog ging! De hoeveelheid van dit eiwit bleek het hoogst in de dieren die de meeste ziekteverschijnselen vertoonden. De stijging in hoeveelheid C1q vond bovendien soms al enkele weken na infectie plaats. Op basis van deze informatie was zelfs te voorspellen welke dieren op een later tijdstip ernstige TB zouden ontwikkelen. Ook kwamen de C1q-waardes overeen met de hoeveelheid ziekte gemeten met een PET-CT-scanner, een beeldvormende techniek die veel gevoeliger is dan de standaard röntgenopnames en ook nog eens meer informatie geeft.
Waarom is deze informatie belangrijk?
Deze nieuwe biomarker is mogelijk inzetbaar om, bijvoorbeeld bij gebrek aan beeldvormende apparatuur, het verloop van de ziekte te volgen. Dit onderzoek draagt bovendien bij aan onze kennis over de mogelijke rol van dit eiwit in de ontwikkeling van TB. Daarnaast tonen de resultaten van dit onderzoek andermaal aan dat wetenschappers bevindingen in de mens kunnen bevestigen en verdiepen door te werken met aapmodellen.
De gehele publicatie is gratis te lezen in het blad Scientific Reports.