Het testen van een vaccin is niet zo simpel als het misschien lijkt

05 Oct 2020 | Terug naar Nieuws, publicaties en jaarverslagen
Dutch

Image

 

Nu het weer kouder gaat worden, neemt het gesnotter in Nederland toe. Ook het griepseizoen zit er weer aan te komen. Extra vervelend nu het coronavirus ook in het land is en de symptomen vergelijkbaar zijn. De manier waarop we geïnfecteerd raken blijkt ook een rol te spelen.

Tegen het griepvirus bestaan gelukkig al wel vaccins, maar die werken alleen maar tegen een aantal varianten. Dus als er een andere griep komt dan is voorspeld, werkt het vaccin hiertegen minder goed. Daarom willen we graag een vaccin ontwikkelen dat effectief is tegen alle griepvarianten, een zogenaamd universeel vaccin. Maar alleen al bij het testen van zo’n vaccin komt meer kijken dan je op het eerste gezicht zou denken.

Eerst testen in dieren, maar hoe?

Voordat een vaccin in mensen wordt getest, wordt het eerst getest in diermodellen. Niet alleen op veiligheid, maar ook op werkzaamheid. Dat laatste doen we door heel gecontroleerd dieren te besmetten met het virus. Een deel van dieren is eerst gevaccineerd met het experimentele vaccin en een controlegroep heeft het vaccin niet gehad. Na besmetting is dan te volgen welk dier beschermd is tegen de griep.

Maar… hoe besmet je een dier met het griepvirus? Bij de mens gebeurt een besmetting meestal via hoesten en niezen in de lucht of via het aanraken van een besmet oppervlak. Maar hoe boots je zoiets na in een diermodel? Vaak wordt een specifieke hoeveelheid virus toegediend in de longen of via de neus en/of mond. Maar is dit nu wel de beste manier?

Onderzoek naar de beste manier van besmetting

BPRC-onderzoekers onderzochten wat de beste manier van besmetting is bij Java-apen met influenzavirus (griepvirus). In een poging het virus op een meer natuurlijke manier toe te dienen, maakten de onderzoekers met behulp van een vernevelapparaat een “viruswolk” van heel kleine druppeltjes. Vervolgens lieten ze java-apen onder narcose deze kleine druppeltjes met virus, de zogenaamde aerosolen, inademen.

Toen ze de afweerreactie van de dieren op deze ‘aerosol-toediening’ vergeleken met de tot nu toe meest gebruikte methode van infectie via de longen/neus/mond, bleek dat beide groepen dieren, zoals verwacht, besmet waren met het virus. Maar wel met een belangrijk verschil: de dieren die op de gebruikelijke manier waren geïnfecteerd hadden een verhoogde activiteit van het immuunsysteem dan de dieren die de ‘aerosol-toediening’ hadden gekregen.

Via de longen/neus/mond

Zo’n verhoogde activiteit van het immuunsysteem zien we ook bij mensen die geïnfecteerd zijn met het influenzavirus. En daarom zou de toediening via longen/neus/mond misschien nog wel eens toch de beste manier van toediening kunnen zijn, want deze lijkt dus het meest op de natuurlijke situatie in de mens.

Meer lezen? Dit is de publicatie over dit onderzoek.